Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stoei·pak·je
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord - -
verkleinwoord stoeipakje stoeipakjes

Zelfstandig naamwoord

het stoeipakjeo dim. tant.

  1. (kleding) speelpakje voor kinderen en baby's
  2. (kleding) sexy uitrusting voor dartele dames en heren.
    • gewapend met hun nieuwe stoeipakjes gingen zij op weg naar de parenclub 
Verwante begrippen

Gangbaarheid