• stijl·laag
enkelvoud meervoud
naamwoord stijllaag stijllagen
verkleinwoord - -

de stijllaagv / m

  1. (taalkunde) manier van formuleren die past bij een bepaalde sociale positie
     Verklarend wil eveneens zeggen dat inlichtingen worden gegeven over de gebruiksmogelijkheden van het woord. Beter is wellicht te spreken van beperkingen in gebruik, omdat dit soort informatie altijd betrekking heeft op het voorkomen in een bepaalde tijd, in een bepaalde stijllaag, in een bepaalde groep, in een bepaald domein of in een bepaalde regelmaat.[1]
     Er zijn in de taal verschillende stijllagen: thuis aan tafel kennen we ‘ik wou’, net als ‘ik zou’. We voelen dat op momenten van verzorgde stijl beter ‘ik wilde’ past. Maar in de taal is ook een middel tot distinctie aanwezig. De bewuste beschaafd sprekende zal zich hoeden voor ‘z'n eigen’ in woord of geschrift, al hoort hij het van 99%, Hooghartig? Hyperbeschaafd? Ondemocratisch? Dat zijn termen die in de taal (niet in de spelling!) niet ter zake doen. Bepaalde taalvormen zijn een middel voor ons om te tonen dat we weten ‘hoe het hoort’.[2]
  1.   Weblink bron
    P.G.J. van Sterkenburg
    “Op weg naar W(E)TEN. Een nieuw wetenschappelijk woordenboek van het twintigste- en eenentwintigste-eeuwse Nederlands.” (1997), Sdu Uitgevers, Den Haag, ISBN 90 12 08546 2, p. 15
  2.   Weblink bron
    T.F.
    Z'n eigen, Genootschap Onze Taal, Den Haag in: Onze Taal., jrg. 25 nr. 1 (januari 1956), p. 3