• stem af
vervoeging van
afstemmen

stem af

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afstemmen
    • Ik stem af. 
  2. gebiedende wijs van afstemmen
    • Stem af! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afstemmen
    • Stem je af?