stechelen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ste·che·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
stechelen |
stechelde |
gestecheld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
stechelen [3]
- onovergankelijk kibbelen, ruziën
- onovergankelijk vals spelen
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord stechelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ "stechelen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ stechelen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).