steggelen
- steg·ge·len
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
steggelen |
steggelde |
gesteggeld |
zwak -d | volledig |
steggelen
- elkander steken, ruzie maken
- ▸ Het voorgestelde restauratieplan van de nieuwe eigenaar is in te zien op de website van Paleis Soestdijk. Of het ook wordt uitgevoerd, is nog niet helemaal zeker. De gemeenteraad moet het eerst nog goedkeuren, iets waar al langer over wordt gesteggeld.[3]
- Het woord steggelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "steggelen" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
29 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "steggelen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ steggelen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron “Plan voor restauratie Soestdijk gepresenteerd: 'Geen gemakkelijke klus'” (3/6/2020), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be