• stank·ver·sprei·der
enkelvoud meervoud
naamwoord stankverspreider stankverspreiders
verkleinwoord - -

de stankverspreiderm

  1. bron van een onaangename geur, zoals een onderneming of persoon die een vieze lucht voortbrengt
     En ik was chemicus ― een mooie stankverspreider was ik.[1]
  1.   Weblink bron
    Lewis, Sinclair (vert. A. Querido)
    “Arrowsmith”, 2e druk (1931), Van Holkema & Warendorf  , p. 46