Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sport·nieuws
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sportnieuws
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het sportnieuwso

  1. een uitzending of publicatie die gaat over de actuele ontwikkelingen in de sport
    • Na het gewone journaal kwam het sportnieuws. 
  2. de actuele ontwikkelingen in de sport.
    • In de maandagkrant kun je vaak veel sportnieuws lezen. 

Gangbaarheid