Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sport·hal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sporthal sporthallen
verkleinwoord sporthalletje sporthalletjes

Zelfstandig naamwoord

de sporthalv / m

  1. Zeer grote verdekte sportaccommodatie bijvoorbeeld voor tennis.
    • In Nederland waren er in 2000 ongeveer 2210 overdekte accommodaties. Daarvan waren er 500 sportzalen en 900 sporthallen. 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be