sportgebied
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: sportgebied (hulp, bestand)
Woordafbreking
- sport·ge·bied
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sportgebied | sportgebieden |
verkleinwoord | sportgebiedje | sportgebiedjes |
Zelfstandig naamwoord
het sportgebied o
- terrein dat geschikt is voor het uitoefenen van een bepaalde sport
- alles wat met sport te maken heeft
Hyponiemen
Gangbaarheid
- Het woord sportgebied staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Rinke van den Brink“Heropening scholen druist in tegen eigen voorwaarden experts” (Dinsdag 21 april 2020), NOS
- ↑ Weblink bron “De sport van zaterdag bij de NOS” (Zaterdag 15 februari 2020), NOS