• sport·cul·tuur
enkelvoud meervoud
naamwoord sportcultuur sportculturen
verkleinwoord sportcultuurtje sportcultuurtjes

de sportcultuurv

  1. (sport) de manier van doen zoals die gebruikelijk is in de sport
     Waar sport oorspronkelijk met vechttechnieken samenhing, in lijn met Aristoteles' theorie van purificatie (catharsis) en de lichaamsideologie van het hellenisme, werd onder invloed van Groot-Brittannië in de negentiende eeuw de sportcultuur verfijnd, tot en met elitesporten als polo en de roeiwedstrijden tussen de universiteiten van Cambridge en Oxford.[1]
     De natuur, de relaxte mensen, de uitgestrektheid van het land, het klimaat, de sportcultuur, de veelal rauwe muziek van het allang opgedoekte Midnight Oil en veel andere rockbands, allemaal factoren die er voor mij toe doen.[2]
     Natuurlijk denkt hij op barre dagen ook vaak aan het contract met de Major League Soccer, waarin hij met FC Cincinnati in grote stadions speelde. "Tegen grote spelers, soms voor wel 60.000 tot 70.000 toeschouwers. In Amerika is de sportcultuur van een ander level."[3]
  2. samenleving waarin sport van groot belang is



  1. Babette Hellemans
    “Cultuur” (2014), Amsterdam University Press  , ISBN 9789089646040
  2. Léon de Kort
    “ELke Dag een uur” (2015), Nieuw Amsterdam  , ISBN 9789046820216
  3.   Weblink bron
    Oscar van der Horst
    “De eerzucht van strijder Van der Werff, terug in het vertrouwde Zwolle” (Zondag 3 april 2022, 10:00), NOS