sportcentrum
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sport·cen·trum
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van sport en centrum
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sportcentrum | sportcentra sportcentrums |
verkleinwoord | sportcentrumpje | sportcentrumpjes |
Zelfstandig naamwoord
het sportcentrum o
- een plaats waar men een of meer sporten kan beoefenen
- Papendal is een van de bekendste sportcentra voor topsporters in Nederland.
Gangbaarheid
- Het woord sportcentrum staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.