Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spoor·net·werk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord spoornetwerk spoornetwerken
verkleinwoord spoornetwerkje spoornetwerkjes

Zelfstandig naamwoord

het spoornetwerko

  1. (spoorwegen) het totaal aan aan infrastructuur van de spoorwegen dat een groot netwerk vormt
    • Rusland probeert Europees spoornetwerk te saboteren met cyberaanvallen, zegt Tsjechische minister. [1] 
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen