Nederlands

 
gesloten spoorboom
Uitspraak
Woordafbreking
  • spoor·boom
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord spoorboom spoorbomen
verkleinwoord spoorboompje spoorboompjes

Zelfstandig naamwoord

de spoorboomm

  1. (spoorwegen) slagboom bij een gelijkvloerse bewaakte spoorwegovergang die het verkeer op de weg tegenhoudt
    • De bromfietser laveerde tussen de spoorbomen heen en werd door de trein aangereden. 

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
59 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be