Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sper·ma·to·foor
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord spermatofoor spermatoforen
verkleinwoord spermatofoortje spermatofoortjes

Zelfstandig naamwoord

de spermatofoorm

  1. (dierkunde) kapsel waarin bij sommige dieren de zaadcellen verpakt worden
  2. (plantkunde) zaaddoos van planten
Vertalingen

Gangbaarheid

35 % van de Nederlanders;
30 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be