• spel·ler
enkelvoud meervoud
naamwoord speller spellers
verkleinwoord

de spellerm

  1. iemand die tijdens het schrijven de spellingsregels al of niet correct hanteert
    • We eindigen altijd met twee wedstrijddicteetjes volgens het stramien van ‘Petje op, petje af’. De beste speller wordt de gelukkige bezitter van een heuse HU-paraplu. [2] 
    • Het groot kinderdictee der Nederlandse taal: Vanaf 9 jaar. Zestig kinderen uit groep 8 maken uit wie de beste speller is. Schrijver Jacques Vriens schreef dit jaar het dictee. Hij schreef onder andere de boeken Meester Jaap en Achste-groepers huilen niet. [3] 
    • De tussen-n krijgt van de witte spellers dezelfde behandeling als de tussen-s in het Groene Boekje. De Bruyn: „De tussen-s wordt al tien jaar vrij gelaten, en dat gaat goed. De meeste mensen hebben een prima taalgevoel, waardoor ze geen rare varianten als ‘aandelekoers’ zullen schrijven.” [4] 
    • Regelmatig houd ik mijn zoon van negen voor dat hij wat meer aandacht zou moeten besteden aan taal en rekenen: de wereld draait niet om voetbal alleen. Gijs antwoordt dat je ook van voetballers veel kunt leren. Hebben we misschien allebei gelijk? Ik lees in zijn spreekbeurt vanochtend: „Lionel Messi, de beste speller ter wereld.” [5] 
95 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[6]