• spe·lar
  • Afkomstig van het Nynorske werkwoord spela met het achtervoegsel -er

spelar

  1. tegenwoordige tijd van spele
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   spelar     spelaren     spelarar     spelarane  

spelar, m

  1. speler (persoon)
  2. (gereedschap) speler (apparaat)
  • [1]: vere ein lidenskapeleg spelar
een fervente speler zijn


  • spe·lar
Naar frequentie 362

spelar

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van spela