• spe·la

spela

  1. onbepaalde wijs, tweede vorm naast spele, zie aldaar

spela

  1. verleden tijd van spela
  2. voltooid deelwoord van spela

spela

  1. verleden tijd van spele
  2. voltooid deelwoord van spele

spela

  1. gebiedende wijs van spela

spela

  1. gebiedende wijs van spele

spela,

  1. bepaalde vorm nominatief meervoud van spel

spela, v

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van spele

spela

  1. verouderde spelling of vorm van spele tot 2012
(verouderd) onbepaalde vorm nominatief enkelvoud van spele v


  • spe·la
stamtijd
infinitief verleden
tijd
supinum
spela
spelade
spelat
volledig

spela

  1. spelen