• spek·king
enkelvoud meervoud
naamwoord spekking
verkleinwoord

de spekkingv

  1. (bouwkunde) ter versiering aangebrachte laag natuursteen in een bakstenen muur
  2. (visserij) zwarte, oranje of blauwe draadjes polyethyleen die afkomstig zijn van borstels of trossen die onder visnetten uit de boomkorvisserij gehangen worden. De borstels, zelf ook vispluis of spekking genoemd, zorgen ervoor dat de visnetten minder snel slijten wanneer ze over de zeebodem slepen
37 % van de Nederlanders;
28 % van de Vlamingen.[2]