Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • speel·pe·ri·o·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord speelperiode speelperiodes
speelperioden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de speelperiodev

  1. tijdperk dan men (toneel)speelt of een bepaalde sport beoefent
     Als we niet volgens de reeds gemaakte afspraken verplicht waren geweest om de opslagruimte na de speelperiode in de oorspronkelijke staat terug te brengen, dan had het - minus de gehuurde kunstwerken en meubelen - aan de hoogste bieder verkocht kunnen worden.[1]
     Afgelopen week vergaderde Boyce nog twee dagen met het bestuur van de FIFA. Er werd een definitieve speelperiode vastgesteld voor het WK van 2022 in Qatar. Tijdens het lange overleg merkte hij nog niets van slijtage bij Blatter: "Voor mij is hij nog steeds een hele gezonde 79-jarige. Hij voelt zich in conditie. Ik vind dat hij nog steeds een capabele indruk maakt."[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)
    “Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium  , ISBN 9789057598500
  2.   Weblink bron “Blatter bezoekt het hol van de leeuw” (24-03-2015), NOS