speelnoot
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- speel·noot
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | speelnoot | speelnoten |
verkleinwoord | speelnootje | speelnootjes |
Zelfstandig naamwoord
- iemand waarmee men speelt
- vriend van de bruidegom of vriendin van de bruid
- bruidsjonker, bruidsmeisje
Synoniemen
- [1] speelgenoot, speelkameraad
Gangbaarheid
- Het woord 'speelnoot' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "speelnoot" herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
75 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ speelnoot op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be