Engels

Uitspraak
Woordafbreking
  • spar·kle
Woordherkomst en -opbouw
vervoeging
onbepaalde wijs to  sparkle 
he/she/it  sparkles 
verleden tijd  sparkled 
voltooid
deelwoord
 sparkled 
onvoltooid
deelwoord
 sparkling 
gebiedende wijs  sparkle 

Werkwoord

sparkle

  1. fonkelen
    «Her brand new bike sparkled in the sunlight.»
    Haar gloednieuwe fiets fonkelde in het zonlicht.


Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • spark·le
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
sparkle
sparkler
sparklet
sparkla
sparklet
sparkla
Klasse 1 zwak

Werkwoord

sparkle

  1. overgankelijk, (bouwkunde) plamuren
    «Vegger blir sparklet og malt, mens gulv får vinylbelegg.»
    De muren zijn geplamuurd en geschilderd, terwijl de vloeren een vinylcoating krijgen.
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • spark·le
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
sparkle
sparklar
sparkla
sparkla
Klasse 1 zwak

Werkwoord

sparkle

  1. overgankelijk, (bouwkunde) plamuren
Synoniemen
Verwante begrippen