spammen
- spam·men
- uit het Engels [1]
spammen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
spammen |
spamde |
gespamd |
zwak -d | volledig |
- het op grote schaal verspreiden van ongevraagde e-mails
- Studente Rowena Pareja (23) uit Almelo krijgt dagelijks dreigbrieven en ongefrankeerde postpakketten toegestuurd omdat ze beleggingsadviezen zou spammen per fax. Rowena heeft echter niets te maken met het internationaal beruchte beleggingsadviesbedrijf Swiss Money Report. [2]
- Telecomtoezichthouder Opta heeft twee bedrijven en twee personen boetes opgelegd van in totaal 660.000 euro voor het op grote schaal verspreiden van ongevraagde e-mail, ofwel spammen. [3]
- Hoe ze al die honderden feestbeesten op de been krijgen? „Flyers, posters, mond-tot-mondreclame, maar vooral social media. We spammen wat af op Facebook en Hyves.” [4]
- Het woord spammen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "spammen" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ spammen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tubantia Wouter Vollenbroek 05-01-11 Almelose (23) dupe van adresfraude door Swiss Money Report
- ↑ Tubantia 31-05-11 Ruim zes ton boete voor megaspammers
- ↑ Tubantia 10-08-11 Confusion: de blokhutten ontgroeid
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be