spamde
- spam·de
vervoeging van |
---|
spammen |
spamde
- enkelvoud verleden tijd van spammen
- Ik spamde.
- Jij spamde.
- Hij, zij, het spamde.
- Ik spamde.
- Het woord spamde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
spammen |
spamde