[2] souspied
  • sous·pied
enkelvoud meervoud
naamwoord souspied souspieds
verkleinwoord souspiedje souspiedjes

de souspiedm

  1. band die de beide zijden van een broekspijp onder de voet door verbindt
  2. band onder de voet die slobkousen laag houdt
21 % van de Nederlanders;
39 % van de Vlamingen.[3]