• IPA: /suˈʁɪ/
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  souris     la souris     souris     les souris  

souris v

  1. (knaagdieren) muis (zoogdier)
  2. (informatica) muis (computermuis)
  3. (informeel) meisje, griet, meid [1]
  1. chauve-souris, souriceau, souricière
  • on entend trotter une souris
    • het is muisstil (heel stil)
  • le chat parti, les souris dansent / quand le chat n’est pas là, les souris dansent
    • als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel (als er geen toezicht is, doet men wat men wil)