Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • so·lo·werk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord solowerk solowerken
verkleinwoord solowerkje solowerkjes

Zelfstandig naamwoord

het solowerko

  1. een (muziek)stuk dat door één persoon gespeeld kan worden
    • Tijdens het presentatieconcert in de Laurenskerk zullen deze werken worden uitgevoerd. Er klinken onder andere composities van Saint-Saëns, Adam, Elgar, Holst en Kabalevski. Ook spelen beide organisten een solowerk.[1] 
    • Het optreden van de Britse singer-songwriter maakt deel uit van zijn Europese tour. Howards nieuwe single A Boat To An Island On The Wall, zijn eerste solowerk sinds 2014, ging woensdag in première op BBC Radio1.[2] 

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen