snuifmolenaar
- Geluid: snuifmolenaar (hulp, bestand)
- IPA: / ˈsnœyfmoləˌnar / (4 lettergrepen)
- snuif·mo·le·naar
- samenstelling van snuif zn "snuiftabak" en molenaar zn "exploitant van een maalinrichting"
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | snuifmolenaar | snuifmolenaars |
verkleinwoord | - | - |
de snuifmolenaar m
- (beroep) (historisch) iemand die gedroogde tabak tot snuiftabak vermaalt
- De snuifmolenaar droogde de in jeneverbessensap gedrenkte tabaksbladeren enkele jaren in opgerolde doeken, voegde er wat smaakstoffen aan toe en maalde de bladeren tot snuifbare poeder. [1]
- (…) de snuifmolenaar was, althans in Rotterdam, meestal slechts een klein-industriëel, wiens vermogen niet boven dat van een gewonen ambachtsnijvere uitging. [2]
- Het woord 'snuifmolenaar' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Muller, N.Uitgestorven beroepen (3): snuifmolenaar, kindermaker, stronttonnetjesschepper (13 jun 2014) op website: HPdeTijd.nl; geraadpleegd 2019-01-11
- ↑ Visser, C.Verkeersindustrieën te Rotterdam in de tweede helft der achttiende eeuw (1927) Benedictus; p. 157; geraadpleegd 2019-01-11