• snot·ziek·te
enkelvoud meervoud
naamwoord snotziekte snotziektes
snotziekten
verkleinwoord

de snotziektev

  1. een vogelziekte die kippen ziek kan maken
     Kippen in de Gelderse Vallei kampen met twee besmettelijke ziektes: snotziekte en salmonella. Pluimveehouders houden massaal hun dieren binnen.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Snotziekte jaagt kip naar binnen” (28-10-2009), Reformatorisch Dagblad