Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • snoep·re·cla·me
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord snoepreclame snoepreclames
verkleinwoord snoepreclametje snoepreclametjes

Zelfstandig naamwoord

de snoepreclamev

  1. een advertientie voor snoep
    • Na het zien van de snoepreclame bleven de kinderen zeuren om snoep. 
    • Op de televisie mogen geen snoepreclames meer worden uitgezonden voor 8 uur 's-avonds. 

Gangbaarheid