Nederlands

 
vervoer van gambir-snoeisel
Uitspraak
Woordafbreking
  • snoei·sel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord snoeisel snoeisels
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het snoeiselo

  1. wat bij het snoeien van een boom of struik valt
    • Vorig jaar werd volgens de stichting taxussnoeisel verzameld voor 10.270 chemotherapieën. Doel voor dit jaar is een verdubbeling daarvan. Mensen die mee willen doen, dienen het groenafval op te vangen met een doek of zeil, zodat het snoeisel zuiver blijft.[2] 
    • Vermijd taxus te planten op plaatsen die bereikbaar zijn voor dieren. Laat ook nooit snoeisel achter in de omgeving.[3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

89 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen