• snit
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘wijze waarop iets gesneden is’ voor het eerst aangetroffen in 1816 [1] [2] [3] [4]
enkelvoud meervoud
naamwoord snit snitten
verkleinwoord - -

de snitv / m [5]

  1. manier waarop iets (bijv. een kledingstuk) gesneden of geknipt is
     Terwijl hij bezorgd informeerde of de lange reis niet al te veeleisend was geweest, had hij ongemerkt een kleerborsteltje ergens vandaan gegoocheld, waarmee hij de schouders van mijn jasje fatsoeneerde, waarbij hij zich de gelegenheid niet liet ontgaan om mij te complimenteren met de snit van mijn kostuum.[6]
86 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[7]