snit
- snit
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘wijze waarop iets gesneden is’ voor het eerst aangetroffen in 1816 [1] [2] [3] [4]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | snit | snitten |
verkleinwoord | - | - |
- manier waarop iets (bijv. een kledingstuk) gesneden of geknipt is
- ▸ Terwijl hij bezorgd informeerde of de lange reis niet al te veeleisend was geweest, had hij ongemerkt een kleerborsteltje ergens vandaan gegoocheld, waarmee hij de schouders van mijn jasje fatsoeneerde, waarbij hij zich de gelegenheid niet liet ontgaan om mij te complimenteren met de snit van mijn kostuum.[6]
- Het woord snit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "snit" herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[7] |
- ↑ "snit" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ snit op website: Etymologiebank.nl
- ↑ snit op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 14
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be