sneeuwschild
- sneeuw·schild
- samenstelling van sneeuw zn en schild zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sneeuwschild | sneeuwschilden |
verkleinwoord | sneeuwschildje | sneeuwschildjes |
het sneeuwschild o
- een hol schildvormig toebehoor dat als deel van een sneeuwschuiver voor een voertuig aangebracht kan worden en waarmee sneeuw zijdelings van een weg verwijderd wordt
- ▸ Springveermechanisme aan het sneeuwschild.[1]
- een constructie langs of over een weg of spoorbaan die deze sneeuwvrij moet houden
- ▸ De aanbesteding betreft de bouw van L = 6.000,00 meter sneeuwschild. De duur van het werk is 150 (honderdvijftig) kalenderdagen vanaf de plaats van levering.[2]
- Het woord 'sneeuwschild' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Kärcher” (2022)
- ↑ Weblink bron “RayHaber” (30 september 2020)