• slur·pen
  • In de betekenis van ‘hoorbaar opzuigen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1477 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
slurpen
slurpte
geslurpt
zwak -t volledig

slurpen

  1. inergatief hoorbaar vloeistof tot zich nemen
    • Aan de kindertafel werd er geslurpt en gesmakt dat het een lieve lust was. 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]