• slurp
vervoeging van
slurpen

slurp

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van slurpen
    • Ik slurp. 
  2. gebiedende wijs van slurpen
    • Slurp! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van slurpen
    • Slurp je? 
98 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


  • slurp
enkelvoud meervoud
naamwoord slurp slurpe

slurp

  1. (zoötomie) slurf
stamtijd
infinitief voltooid
deelwoord
slurp
geslurp
volledig

slurp onovergankelijk

  1. slurpen