Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • slot·rit
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord slotrit slotritten
verkleinwoord slotritje slotritjes

Zelfstandig naamwoord

de slotritm

  1. (wielrennen) de laatste etappe van een wielerwedstrijd
    • Sagan is al zeker van de winst van het puntenklassement, mits hij Parijs haalt. De Tour eindigt zondag met de slotrit door Parijs. [1] 
    • De 45ste editie van de Ronde van Wallonië is gewonnen door Tim Wellens. De Belg verloor dinsdag de leiderstrui maar wist deze door bonificatieseconden weer te veroveren tijdens de slotrit. [2] 
    • Van Aert won de tweede etappe in Denemarken en greep daarmee de leiding in het klassement. De renner van Veranda's Willems-Crelan verstevigde zijn koppositie zaterdag in de tijdrit, waarin hij als tweede eindigde achter de Deen Mads Pedersen. De slotrit werd gewonnen door Tim Merlier. De ploeggenoot van Van Aert was voor de tweede keer deze week de beste in de massasprint. [3] 

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen