sloffen
- slof·fen
- In de betekenis van ‘slepend lopen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1769 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
sloffen |
slofte |
gesloft |
zwak -t | volledig |
sloffen
- inergatief zich zodanig voortbewegen dat de zool over de grond schuift
- inergatief, (informeel) geluk hebben
de sloffen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord slof
- zich het vuur uit de sloffen lopen
heel hard werken
- Het woord sloffen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sloffen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "sloffen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be