Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • slip·cur·sus
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord slipcursus slipcursussen
verkleinwoord slipcursusje slipcursusjes

Zelfstandig naamwoord

de slipcursusm

  1. een cursus voor het leren beheersen van een voertuig dat slipt
    • U krijgt er nu een gratis slipcursus bij. 

Gangbaarheid