Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • slink

Werkwoord

vervoeging van
slinken

slink

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van slinken
    • Ik slink. 
  2. gebiedende wijs van slinken
    • Slink! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van slinken
    • Slink je? 


Engels

vervoeging
onbepaalde wijs to  slink 
he/she/it  slinks 
verleden tijd  slunk 
voltooid
deelwoord
 slunk 
onvoltooid
deelwoord
 slinking 
gebiedende wijs  slink 

Werkwoord

slink

  1. onovergankelijk sluipen, wegsluipen
  2. overgankelijk (dierkunde) te vroeg bevallen [2] (v.e. kalf)
enkelvoud meervoud
slink slinks

Zelfstandig naamwoord

slink

  1. sluipende beweging
  2. (dierkunde) te vroeg geboren kalf (en/of het vlees daarvan)
  3. (verouderd) bastaardkind