slink
- slink
vervoeging van |
---|
slinken |
slink
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van slinken
- Ik slink.
- gebiedende wijs van slinken
- Slink!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van slinken
- Slink je?
- Het woord slink staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to slink |
he/she/it | slinks |
verleden tijd | slunk |
voltooid deelwoord |
slunk |
onvoltooid deelwoord |
slinking |
gebiedende wijs | slink |
slink
- onovergankelijk sluipen, wegsluipen
- overgankelijk (dierkunde) te vroeg bevallen [2] (v.e. kalf)
enkelvoud | meervoud |
---|---|
slink | slinks |
slink
- sluipende beweging
- (dierkunde) te vroeg geboren kalf (en/of het vlees daarvan)
- (verouderd) bastaardkind