Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sleu·tel·vraag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sleutelvraag sleutelvragen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de sleutelvraagv / m

  1. een vraag waarop men het antwoord moet vinden wil men een probleem kunnen oplossen
    • De plek is symbolisch. Wim Kok, de PvdA-leider die in 1995, net een jaar premier van het eerste ‘paarse’ kabinet, zijn partij met vaste hand naar het midden stuurde. „De oude ideologie blijkt niet in staat afdoende antwoord te geven op de sleutelvragen van deze tijd”, zei hij in de toespraak waarin hij sprak over het afschudden van „ideologische veren”. Hij regeerde met VVD en D66, opende de Derde Weg, tussen socialisme en kapitalisme, en plaveide die met de privatisering van nutsdiensten als loodswezen en openbaar vervoer, en met marktwerking in sectoren als zorg en telefonie. [1] 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. NRC Bas Blokker 9 december 2016
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be