Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • slang·vor·mig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen slangvormig slangvormiger slangvormigst
verbogen slangvormige slangvormigere slangvormigste
partitief slangvormigs slangvormigers -

Bijvoeglijk naamwoord

slangvormig

  1. vorm van een slang hebbend
    • Bij veel kasteeltuinen is een slangvormige muur die dan ook slangenmuur genoemd wordt en dient om warmte op te vangen in de lente. 

Gangbaarheid