slameur
- sla·meur
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | slameur | - |
verkleinwoord | - | - |
- Het woord 'slameur' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "slameur" herkend door:
3 % | van de Nederlanders; |
37 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Synonymen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
slameur m
- (spreektaal) maker van slam (poëzie met enig spektakel)
- «Ce slameur te permet de lire avec les oreilles.»
- Bij die slammer kan je lezen met je oren. [1]
- «Ce slameur te permet de lire avec les oreilles.»
- mannelijke vorm van slameuse