• skei
  • Afkomstig van het Oudnoordse woord  skeið zn 
Naar frequentie
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   skei     m: skeien
v: skeia  
  skeier     skeiene  
genitief   skeis     m: skeiens
v: skeias  
  skeiers     skeienes  

skei, m / v

  1. (gereedschap) lepel
    «Dei gamle egyptere hadde skeier for fleire tusen år sidan, og skeibladet var forbausande moderne etter våre augo.»
    De oude Egyptenaren hadden duizenden jaren geleden lepels en het lepelblad was in onze ogen verrassend modern.
  • Zie Wikipedia voor meer informatie. (in het Noors)


  • skei
  • Afkomstig van het Oudnoorsdse woord  skeið zn 
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   skei     skeia     skeier     skeiene  

skei, v

  1. (gereedschap) lepel
    «Dei gamle egyptere hadde skeier for fleire tusen år sidan, og skeibladet var forbausande moderne etter våre augo.»
    De oude Egyptenaren hadden duizenden jaren geleden lepels en het lepelblad was in onze ogen verrassend modern.
  • Zie Wikipedia voor meer informatie. (in het Noors)