sjoelbak
- sjoel·bak
- Leenwoord uit het Fries, in de betekenis van ‘lange bak voor gezelschapsspel’ voor het eerst aangetroffen in 1912 [1]
- uit het Fries [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sjoelbak | sjoelbakken |
verkleinwoord |
- een ongeveer 2 meter lange bak waarmee men kan sjoelen (ook wel sjoelbakken genoemd)
- ’s Avonds ga ik voor het eerst sjoelbakken, mijn vrouw is mijn tegenstander. We spelen vier partijen, ik verlies ze alle vier. Het lijkt me net zoiets als korfballen, ook een sport die in geen ander land wordt beoefend en waarin wij dus ieder jaar wereldkampioen zijn. [4]
- "De slaapkamers, zitgedeelte met houtkachel en keuken zijn allemaal gelijkvloers. Het terras voor de gasten heeft een landelijke uitstraling en biedt zicht op de landerijen. Op de bovenverdieping is een overdekte speelruimte met onder meer een sjoelbak, een dartspel en een pingpongtafel." Opvallend is dat op deze verdieping een bioscoopzaaltje met plek voor zestien personen komt. [5]
1. bak waarmee je kunt sjoelen
- Het woord sjoelbak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sjoelbak" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "sjoelbak" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ sjoelbak op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Standaard 26 MAART 2016
- ↑ Tubantia 13-september-2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be