• sjakk·spe·lar
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   sjakkspelar     sjakkspelaren     sjakkspelarar     sjakkspelarane  

sjakkspelar m

  1. (schaak) schaker, schaakspeler (mannelijke woordvormen)
    «Arpad Elo var ein sjakkspelar på meister-nivå.»
    Arpad Elo was een schaker van het meesterniveau.
  2. (schaak) schaakspeelster, schaakster (vrouwelijke woordvormen)