situering
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- si·tu·e·ring
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van situering met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | situering | situeringen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de situering v
- de plaats waar iets is t.o.v. andere zaken
- De panelen mogen niet hoger dan drie meter worden, in plaats van de oorspronkelijke vier meter hoog. Tot slot heeft het buurtcomité inspraak gehad in de situering van de ingang van het zonnepark.[2]
- 'In alle vier ontwerpen bevinden de gemeenschappelijke ruimtes zich aan de voorkant en de woningen in het rustige deel daarachter", vat gemeentelijk projectmanager Maaike Schaepers samen. Ïn het ene model waarin de school naar achteren is gesitueerd kunnen de omwonenden gelijk zien wat daarvan de consequenties zijn voor de situering van de wooneenheden."[3]
Synoniemen
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord situering staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "situering" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia 27-07-16 Omwonenden praten mee over aanleg zonnepanelenpark in Goor
- ↑ Tubantia 27-01-16 School, basketbalveld: zo ziet het nieuwe azc in Enschede eruit
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be