sinkhole
  • sink·hole
  • uit het Engels [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord sinkhole sinkholes
verkleinwoord

sinkhole

  1. (geologie) verzakking van de bodem doordat een holte in de bodem is ingestort
     Rijkswaterstaat onderzoekt de oorzaak van het sinkhole op een afrit van de A10. De afslag was daardoor de hele nacht afgesloten. Een aannemer heeft het gat gedicht en de weg hersteld. Het sinkhole is vermoedelijk ontstaan door de hevige regenval.[2]
     Gisteren ontstond ook een groot gat in de grond in Rotterdam. Acht woningen werden toen uit voorzorg ontruimd. Op het moment dat het zogenoemde sinkhole ontstond was het flink aan het regenen. De leidingbreuk had niks met het ontstaan van dat gat in de grond te maken, volgens het waterbedrijf.[3]



  1. sinkhole op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron “Afrit A10 hele nacht afgesloten vanwege sinkhole” (Zondag 16 juni 2019, 09:23), NOS
  3.   Weblink bron “Opnieuw leidingbreuk in Rotterdam, woningen ontruimd” (Donderdag 13 juni 2019, 11:31), NOS