• sinds
  • In de betekenis van ‘onderschikkend voegwoord’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1823 [1]
  • In de betekenis van ‘voorzetsel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1570 [1]

sinds

  1. sedert, vanaf het moment dat
    • Hij is sinds vorige week in Rome. 
     Sinds de hotsprings heb ik je niet meer gezien.’ Met stralende ogen vertelde hij wat ik daar allemaal gemist had: een leuke groep meiden, een kampvuurtje en tot diep in de nacht in het warme water.[2]

sinds

  1. vanaf het moment dat
    • Hij is sinds hij vorige week naar Rome vertrok hier niet meer gezien. 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]


  • sind

sinds, o

  1. onbepaalde vorm genitief enkelvoud van sind

sinds, mv

  1. onbepaalde vorm genitief meervoud van sind


sinds

  1. sinds


sinds

  1. sinds


sinds

  1. sinds