Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • si·mu·lan·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord simulante simulantes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de simulantev

  1. vrouw die doet alsof ze een bepaalde ziekte of aandoening heeft zonder die ziekte of aandoening ook echt te hebben
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

80 % van de Nederlanders;
74 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen