• sij·pe·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
sijperen
sijperde
gesijperd
zwak -d volledig

sijperen

  1. ergatief van vloeistoffen geleidelijk doordringen, langzaam vloeien
    • Doordat een dakpan scheef lag. sijperde het regenwater naar binnen.