Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sij·pel·de neer
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
neersijpelen

sijpelde (…) neer

  1. enkelvoud verleden tijd van neersijpelen
    • Ik sijpelde neer. 
    • Jij sijpelde neer. 
    • Hij, zij, het sijpelde neer. 

Gangbaarheid